-
1 deur
1 door♦voorbeelden:een zitting met open deuren • a public session〈 figuurlijk〉 de deur voor iemands neus dichtdoen/gooien • shut/slam the door in someone's facede deur achter zich dichttrekken • close the door behind onehij is net de deur uitgegaan • he's just gone outzij komt de deur niet meer uit • she never goes out any morejij komt de deur niet meer in • you shan't enter my house againmet geld open je alle deuren • money opens any door/all doors〈 figuurlijk〉 de deur (wijd) openzetten voor knoeierijen • leave the door (wide) open to corruption, open the door (wide) to corruptioniemand de deur uit werken • get rid of someoneiemand de deur uitzetten/buiten de deur zetten • turn someone out of the houseik mag voorlopig de deur niet uit • I'm confined to the house at the momentzijn de folders de deur al uit(gegaan)? • have the leaflets been sent out yet?aan de deur kloppen • knock at/on the dooraan de deur wordt niet gekocht • no hawkers!vroeger kwam de bakker bij ons aan de deur • the baker used to call at the houseer is iemand voor je aan de deur geweest • there was someone at the door for youik heb wel een stok achter de deur nodig • I (do) need an incentivebuiten de deur eten • eat outmet iets langs de deuren gaan • sell something door-to-doormet de deuren gooien • slam the doorsdat is niet bepaald naast de deur • that isn't exactly on the doorstepzijn vinger kwam tussen de deur • his finger got trapped in the doorde winter staat voor de deur • winter is almost hereveranderingen die voor de deur staan • forthcoming changesdaar is (het gat van) de deur! • there's the door!¶ dat doet de deur dicht • that does it, that's the limit/it -
2 gat
6 [meervoud] [ogen] 〈zie voorbeelden 6〉8 [geldwezen] deficit♦voorbeelden:een gat dichten • stop a hole/gapeen gat maken in • make a hole in (something)〈 figuurlijk〉 een gat in de dag slapen • sleep far into the day/oversleep for hours〈 figuurlijk〉 een gat in de markt ontdekken • discover a gap/hole in the marketergens geen gat meer in zien • not see any way ahead/out, be up against a brick walleen gat in je kies • a hole/cavity in your tooth〈 vulgair〉 iemand z'n gat likken • lick someone's arse/ Aass, suck up to someoneiemand (steeds) achter zijn luie gat moeten zitten • (have to) breathe down someone's neck, keep on at someoneop z'n (luie) gat zitten • sit (back) on one's ass〈 figuurlijk〉 dat ligt op zijn gat • that's on its last legs, that's had it6 iets in de gaten hebben • realize/be aware of somethingiemand/iets in de gaten houden • keep an eye on someone/somethingniets in de gaten hebben • be quite unaware of anythingiets in de gaten krijgen • realize/become aware of something; 〈 informeel〉 Awise up (to)hij kreeg in de gaten dat … • he realized that …in de gaten lopen • attract (too much) attentioner is een gat van enige tonnen • there is a deficit of several hundred thousand¶ 〈 sport〉 er vielen steeds meer gaten in de verdediging • there were more and more gaps in the defence -
3 iemand (het gat van) de deur wijzen
iemand (het gat van) de deur wijzenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand (het gat van) de deur wijzen
-
4 iemand het gat van de deur wijzen
iemand het gat van de deur wijzenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand het gat van de deur wijzen
-
5 weg
weg1〈de〉4 [doortocht] way♦voorbeelden:de grote weg • the main road, the motorwayeen kortere weg nemen • take a short cutopenbare weg • public highway/roadop de rechte/goede/verkeerde weg zijn • be on the right/wrong trackeen weg aanleggen • build a roadde weg afsnijden voor (onderhandelingen) • shut the door on (negotiations)de weg effenen voor iemand • pave the way for someonezijn eigen weg gaan • go one's own wayde weg weten • know the wayiemand de weg wijzen • show someone the wayaan de weg naar Delft • on the road to Delftflink aan de weg timmeren • be busy creating a distinct profile for oneselfzich op weg begeven • set/start outop weg gaan • set off (on a trip), set out (for), godat is de kortste/zekerste weg • that is the quickest/surest waylangs deze onsympathieke weg • even though I don't like this meanszich van slinkse wegen bedienen, slinkse wegen gaan • use devious ways and meansnieuwe wegen openen voor de handel • open new channels for tradenog een lange weg voor zich hebben/te gaan hebben • have a long way to go4 iemand de weg afsnijden • cut someone off, block someone's wayzich een weg banen • work/edge one's way through; 〈 met meer kracht〉 force/fight one's way through; 〈 in de wereld〉 carve one's (own) way (in the world)met zijn tijd/geld geen weg weten • not know what to do with one's time/money(iemand) in de weg staan • stand in someone's/the wayiemand iets in de weg leggen • put something in someone's way(voor) iemand uit de weg gaan • keep/get out of someone's way, avoid someoneproblemen uit de weg ruimen • get rid of/eliminate problemsiemand uit de weg ruimen • eliminate someone, get rid of someoneeen misverstand uit de weg helpen • clear up a misunderstanding————————weg2〈 bijwoord〉1 [afwezig; niet te vinden] gone2 [verrukt] crazy3 [verwijderd] away♦voorbeelden:de sleutel/de pijn/haar geld is weg • the key/pain/money is goneweg wezen! • 〈 plaats buiten〉 (let's) get away from here!; 〈 plaats binnen〉 (let's) get out of here!weg met … • away/down with …het heeft er veel van weg dat hij het met opzet deed • it looks very much as if he did it on purpose -
6 rood
rood1〈 het〉1 [kleur(stof); ook als symbool; ook politiek] red3 [metselsteen] red brick4 [plantenziekte] rust♦voorbeelden:in het rood (gekleed) • dressed in red————————rood2♦voorbeelden:het rode gevaar • the red perilmet een rood hoofd van de inspanning • flushed with exertiondoor rood (licht) rijden • jump the lightshet Rode Plein • Red Squareeen hokje rood maken • cast one's votetot achter de oren rood worden • blush to the roots of one's hairrood worden • go red/scarlet, flush, blushhet licht sprong op rood • the light changed to red -
7 uitlaten
2 [niet aandoen] leave off♦voorbeelden:1 een bezoeker uitlaten • show a visitor to the door/outde hond uitlaten • take the dog out (for a walk)II 〈wederkerend werkwoord; zich uitlaten〉♦voorbeelden:1 zich gunstig/ongunstig over iets/iemand uitlaten • express a favourable/unfavourable opinion on something/someone, comment favourably/unfavourably on something/someonezich niet over iets uitlaten • be reticent/non-committal about something -
8 recht
recht1〈 het〉2 [rechtsregels; rechtsgeleerdheid] law3 [rechtspraak] justice4 [proces] court5 [bevoegdheid, voorrecht] right6 [meervoud] [bevoegdheden behorend bij een stand/positie] rights8 [meervoud] [bevoegdheid tot reproductie van een boek/film enz.] (copy)right(s)9 [belasting] duty♦voorbeelden:recht doen aan iets • do justice to something〈 figuurlijk〉 iemand/iets geen recht doen • be unfair to someone/somethinghet recht handhaven • uphold the lawhet recht met voeten treden • trample justice underfootin zijn recht zijn/staan • be within one's rightsje kan je met recht afvragen wat … • you may well wonder what …met recht razend zijn • have good reason to be furiousagrarisch/fiscaal/militair recht • agrarian/fiscal/military lawburgerlijk recht • civil lawhet geschreven recht • written/statute lawhet ongeschreven recht • unwritten/common lawpubliek en privaat recht • public and private lawRomeins recht • Roman lawhet recht in eigen handen nemen • take the law into one's own handsrechten studeren • read/study lawmeester in de rechten • Master of Lawskrachtens recht en gewoonte • by right and customkrachtens/volgens Engels recht • under English lawnaar Nederlands recht • according to Dutch lawrecht doen in een zaak • decide on a caserecht vorderen/zoeken • demand/seek justice4 in rechte iets afdwingen/eisen/vorderen • enforce/demand something in a court of lawhet recht van de sterkste • the law of the jungleaangeboren en verworven rechten • birthrights and acquired rightsdat is mijn goed recht • that is my righthet volste recht hebben om … • have every right to …zijn graad geeft hem het recht om … • his degree qualifies him to …het recht hebben om zijn kinderen te zien • have access to one's childrenniet het recht hebben iets te doen • have no right to do somethingiemand het recht ontzeggen om … • deny someone the right to …evenveel recht van spreken hebben als de rest • have an equal voice with the restgeen recht van spreken hebben • have no right to speakdoor dat te doen had hij geen recht van spreken meer • by doing that he put himself out of courtiedereen heeft het recht om … • everyone has the right to …op zijn recht(en) staan • insist on one's right(s)〈 figuurlijk〉 zijn kwaliteiten komen daar veel beter tot hun recht • he can make far better use of his talents there〈 figuurlijk〉 iemand/iets (niet) tot zijn recht laten komen • do (no) justice to someone/somethingvoor zijn recht(en) opkomen • defend one's right(s)de rechten van de vrouw • women's rightsburgerlijke/politieke rechten • civil/political rightsde oudste rechten hebben • have first claimgeen recht hebben op • have no right/claim tozijn rechten laten gelden • exercise one's rightsrecht hebben/geven op iets • have/give the right to somethingalle rechten voorbehouden • all rights reservedvrij van rechten • free of duties————————recht21 [niet gebogen/bochtig; niet scheef/schuin] straight2 [rechtop] straight (up), upright3 [normaal] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 right 〈 kant van stof〉; direct 〈 evenredigheid〉; 〈 bijwoord〉 directly 〈 evenredig〉♦voorbeelden:op het laatste rechte stuk • on the home straightje bord moet je wel recht houden • you must keep your plate straightde auto kwam recht op ons af • the car was coming straight at usiets recht leggen • put something straightrecht op iemand/iets afgaan • go straight for someone/somethingiets recht snijden • cut something (off) straightrecht omhoog/omlaag • straight up/downiemand recht in de ogen kijken • look someone straight in the eyerecht op zijn doel afgaan • go straight for one's goalrecht van lijf en leden • straight-limbedrecht voor zich uitkijken • look/stare straight aheadrecht op zijn benen staan • stand up straightrecht zitten/staan • sit/stand up straightrecht overeind • straight up, bolt uprightrecht evenredig zijn met • be directly proportional to〈 breien〉 eerst drie averecht, dan drie recht • first three purl, then three plainhet rechte van iets weten • know the ins and outs of somethingII 〈 bijwoord〉1 [formeel] [echt] really2 [precies] straight♦voorbeelden:2 hangt/zit mijn jurk recht? • is my dress straight?ze reden recht op elkaar in • they collided head-onhij woont recht tegenover mij • he lives straight across from merecht tegenover elkaar • face-to-face -
9 dienst
1 [het dienen (voor/door een openbare instelling)] service2 [leger, religie] service3 [het verrichten van werkzaamheden] duty♦voorbeelden:gewone, buitengewone dienst • revenue/capital accountzich in dienst stellen van • place oneself in the service ofin dienst treden • 〈 zeer hoge positie aanvaarden〉 take up office; 〈 gewoon beginnen〉 officially start one's jobik ben een maand geleden in dienst getreden bij Van Dale als redacteur • a month ago I joined Van Dale as an editorin dienst nemen • take on, engagedienst nemen, in dienst gaan • enlist, join the armyin dienst zijn • do one's military serviceik heb morgen geen dienst • I am off duty tomorrowhij heeft van 8 tot 12 dienst • he is on duty from 8 till 12de lift is buiten dienst • the lift is out of orderiemand een goede dienst bewijzen • do someone a good turnje kunt me een dienst bewijzen • you can do me a favourzijn diensten uitbreiden • extend one's servicesde ene dienst is de andere waard • one good turn deserves another6 in vaste/tijdelijke dienst zijn • hold a permanent/temporary appointmentiemand de dienst opzeggen • give someone noticeiemand in dienst hebben • employ someonein dienst zijn bij iemand • be in someone's servicein dienst van een bedrijf • in the pay of a company¶ dienst doen (als) • serve (as/for)gooi dat niet weg, het kan nog wel eens dienst doen • don't throw that away, it might come in useful some dayde dienst uitmaken • run the show, call the shotsin dienst van het vaderland • in the service of the countrytot uw dienst • you're welcomewij staan geheel tot uw dienst • we are entirely at your serviceiemand van dienst zijn met • be of service to someone withwat is er van uw dienst? • what can I do for you?kan ik u van dienst zijn? • can I help you?; 〈 in winkel ook〉 are you being served? -
10 laten
1 [achterwege laten] omit, keep from3 [achterlaten] leave4 [ergens in bergen] put6 [toestaan, dulden] let, allow7 [veroorzaken, + actief object] let8 [veroorzaken, + passief object] let (be)♦voorbeelden:het doen en laten • all one's actionsdoe wat je niet laten kunt • it's up to youlaat dat! • stop that!hij kan het niet laten • he can't help (doing) itlaat maar! • never mind!wil je dat wel eens laten! • will you stop doing that!iemand alleen laten • leave someone aloneiemand ergens buiten laten • leave someone out of somethingiemand erdoor laten • let someone passdaar zullen we het bij laten! • let's leave it at that!3 waar heb ik dat potlood gelaten? • where did I leave/put that pencil?4 waar moet ik het boek laten? • where shall I put/leave the book?waar laat die jongen al dat eten? • where does that boy put all that food?leven en laten leven • live and let liveik heb mij laten vertellen • I've been told, it's been suggested to me8 iemand laten halen • 〈 bijvoorbeeld de huisarts〉 send for someone; 〈 bijvoorbeeld van het station〉 have someone fetchedzich laten leiden • let oneself be guidedII 〈 hulpwerkwoord〉1 [met betrekking tot wenselijkheid, aansporing] let2 [met betrekking tot mogelijkheid] let3 [in uitroepen] 〈zie voorbeelden 3〉♦voorbeelden:laten we niet vergeten, dat … • don't let us forget that …2 laat ze rijk zijn, royaal is ze niet • she may be rich, but she's not generous3 laat hij het nu nog doen ook! • (and) he actually did it! -
11 opsteken
2 [scheepvaart] haul, come to♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 [aansteken] light (up)5 [met betrekking tot haar] gather/pin up♦voorbeelden:1 de handen opsteken • put/hold one's hands upstemmen door het opsteken van handen • vote by a show of hands -
12 kennen
2 [geleerd hebben] know3 [+ in] [raadplegen] consult4 [herkennen] recognize, know♦voorbeelden:ik wil eerst de feiten kennen • first I want to know the factsgeen gevaar kennen • be oblivious to dangerje kent Jan toch wel! • you must know John!geen medelijden kennen • know no pitygeen schaamte kennen • have no shamede Engelse wet kent dat onderscheid niet • English law does not make that distinctiongeen zorgen kennen • be carefreezich doen kennen als • prove/show oneself to be〈 figuurlijk〉 laat je niet kennen ! • give 'em hell!zich van zijn beste kant laten kennen • show oneself at one's best〈 figuurlijk〉 hij wilde zich niet laten kennen en deed toch mee • he didn't want to be thought badly of and joined iniemand leren kennen • get to know someone, make someone's acquaintanceelkaar (beter) leren kennen • become/get (better) acquainted, get to know each other (better)ken je deze al? • have you heard this one?ik ken haar al jaren • I've known her for yearszo ken ik je helemaal niet • I've never known you like this beforesinds ik jou ken … • since I met you …dan ken je me nog niet • you haven't seen anything yetdat kennen we hier niet • we don't have that sort of thing hereiemand van gezicht/van naam kennen • know someone's face/someone by namehij kent de omgeving als zijn broekzak • he knows the area like the back of his handiemand door en door kennen • know someone inside out2 een taal kennen • know/speak a languageons kent ons • we know what to expectiets van buiten/uit zijn hoofd kennen • know something by heart¶ te kennen geven dat … • indicate that …een wens te kennen geven • express a desirezijdelings te kennen geven • intimate, hint -
13 uitkomen
2 [toegang geven tot] lead (to), give out (into/onto)4 [uit het ei komen] hatch (out)6 [+ voor] [bekennen] admit11 [rondkomen] manage, (be able to) live12 [waarneembaar zijn] show up, stand/come out ⇒ be apparent♦voorbeelden:5 het kwam uit • it was revealed, it transpiredeerlijk uitkomen voor • admit openly, be honest aboutmijn voorspelling kwam uit • my prediction proved correct/came true8 wie moet er uitkomen • whose lead is it?Ajax komt uit met drie buitenlandse spelers • Ajax are fielding three foreign playersmet klaveren/troef uitkomen • lead clubs/trumpsuitkomen voor het nationale elftal • play for one's countrydat komt goed uit • that suits me/us fine, that's very convenientwanneer het hem zo uitkwam • in his own good time, whenever the mood seized himsterk doen uitkomen • accentuate, emphasize, bring into sharp reliefiets goed laten uitkomen • show something to advantagetegen de lichte achtergrond komen de kleuren goed uit • the colours show up/stand out well against the light background -
14 leren
leren1〈bijvoeglijk naamwoord; alleen attributief〉1 leather♦voorbeelden:————————leren21 [kundigheid, kennis verwerven (van)] learn ((how) to do)2 [doen inzien] teach♦voorbeelden:een vak leren • learn a tradedat moet je leren eten • that's an acquired tasteiemand leren kennen • get to know someoneop dat gebied kun je nog heel wat van hem leren • he can still teach you a thing or twowe kunnen van hem nog wel iets leren • we still have something to learn from himmet iets leren leven • learn to live with somethingleren lopen • learn to walkhij wil leren schaatsenrijden • he wants to learn (how) to ice-skatehij leert moeilijk/vlot • he's a slow/fast learnersommige mensen leren het nooit • some people just never learniets perfect leren (beheersen) • master somethingdoor ervaring leren • learn by experienceeen mens is nooit te oud om te leren • one is never too old to learnuit die roman leren we dat … • that novel teaches us that …van zijn ervaringen leren • learn from one's experiencesiets al doende leren • pick something up as you go alongiets van buiten/uit het hoofd leren • learn something by heart2 de ervaring leert … • experience teaches …dat zal je leren • that'll teach youik zal je leren (dat arme dier te plagen) • I'll teach you (to tease that poor animal)3 haar kinderen kunnen goed/niet leren • her children are good/no good at schoolvoor dokter leren • study to be a doctorhij heeft weinig geleerd • he's had little (formal) schoolingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [onderrichten omtrent] teach (something to someone/someone (how) to do something)♦voorbeelden:iemand leren lezen en schrijven • teach someone to read and write2 waar heb jij zo leren vloeken? • where did you pick up such swearwords?hij leert het al aardig • he's beginning to get the hang of it -
15 beeld
3 [afbeelding door middel van een elektronisch apparaat] picture4 [bijzonder mooi exemplaar] picture7 [overdrachtelijke aanduiding] 〈 beeldspraak〉 figure (of speech), image ⇒ metaphor, 〈 voornamelijk literatuur〉 simile♦voorbeelden:wassen beelden • wax(work) figuresin beeld en geschrift • in words and pictures3 een scherp/wazig beeld • a sharp/blurred picturein beeld zijn/komen • be/come on (the screen)in beeld brengen • 〈tv, film〉 show (a picture/pictures of)een verkeerd beeld van iets hebben • have the wrong impression of somethinghet beeld bepalen • set the sceneiemand een beeld geven van de situatie • put someone in the pictureeen beeld schetsen • draw a picture -
16 duur
duur1〈de〉1 [tijdruimte die iets beslaat] duration ⇒ length, 〈 met betrekking tot apparatuur〉 life, 〈 met betrekking tot gevangenisstraf, ambt〉 term2 [tijd dat men het ergens uithoudt] 〈zie voorbeelden 2〉♦voorbeelden:het geschil is al van lange duur • the dispute is of long standingvoor onbepaalde duur in staking gaan • strike for an indefinite periodop de lange duur • in the long run, finallyhet leven is kort van duur • life is short————————duur22 [zwaarwegend, bindend] solemn♦voorbeelden:dure gewoontes • expensive/luxurious habitseen duur hotel • an expensive/plush hotelaan de dure kant • on the pricey sideeen dure tijd • a period/time of high pricesdure vaklui • highly-paid craftsmendie auto is duur (in het gebruik) • that car is expensive to runde stookolie wordt weer duurder • heating oil is going up againhoe duur is die fiets? • how much is that bicycle?dat is te duur voor mij/me te duur • I can't afford itergens duur mee uit zijn • get a bad bargaineen dure plicht • a bounden duty3 dure mensen • chic/posh peoplehij gebruikt graag dure woorden • he likes to use big wordsII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 onze duur betaalde/bevochten vrijheid • our dearly bought/hard-won freedomiets duur betalen • pay a high price for something 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 pay dearly for something -
17 spreken
2 [gedachten uiten] speak4 [+ van] [getuigen] be obvious/(self-)evident6 [+ tot] [treffen] speak7 [overtuigend zijn] speak♦voorbeelden:daar kom ik nog over te spreken • I'll come to that (point)het spreken werd hem door geschreeuw belet • he was shouted down〈 figuurlijk〉 daar spreekt de wet niet van • the law does not provide for/cover thatin het algemeen gesproken • generally speaking〈 telefoon〉 spreek ik met Jan? • is this Jan?spreek er a.u.b. met/tegen niemand over! • please don't mention it to anyonespreken tot • speak to, addressvan zichzelf doen spreken • make a name/bad name for oneselfom niet te spreken van … • not to mention …dat is geen manier van spreken • that's no way to talk‘zou je het aan gebrek aan tact kunnen wijten?’ ‘bij wijze van spreken, ja’ • ‘could you put it down to tactlessness?’ ‘in a manner of speaking, yes’spreken voor iets • speak out/up for something〈 spreekwoord〉 spreken is zilver, zwijgen is goud • speech is silver, silence is goldendat spreekt • that is clear/obvioushet spreekt vanzelf • it goes without sayingII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [praten met] speak/talk to/with3 [zich (kunnen) uiten in] speak4 [verklaren dat iemand zo is] proclaim♦voorbeelden:geen woord meer met elkaar spreken • not speak to one another/not be on speaking terms anymoreik spreek je nader • I'll speak to you about this later3 een vreemde taal/Engels spreken • speak a foreign language/Englishniet te spreken zijn over iets • be unhappy about something -
18 tand
1 [deel van gebit] tooth2 [in/afdruk van een tand] tooth-mark♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 met lange tanden eten • dawdle over/pick at one's foodeen losse tand • a loose toother breekt een tand door • he/she is cutting a tooth/teethingzijn tanden op iets breken • 〈 figuurlijk〉 ±waste one's energy on somethingeen tand krijgen • cut a tooth, teetheeen tand laten vullen/trekken • have a tooth filled/pulled〈 figuurlijk〉 zijn tanden laten zien • 〈 dreigen〉 show/bare one's teeth; 〈 niet zwijgen〉 put up a fightzijn tanden poetsen • brush one's teethtanden wisselen • get one's big teethzijn tanden in iets zetten • 〈 figuurlijk〉 get one's teeth into something; 〈 letterlijk〉 bite into somethingeen mooie mond met tanden • a fine set of teethmet de tanden knarsen • grind one's teeth〈 figuurlijk〉 op zijn tanden bijten • grin and bear it, bite the bullettussen de tanden fluiten • whistle through one's teeth3 de tanden van een kam/hark/zaag • the teeth of a comb/rake/saw
См. также в других словарях:
show someone the door — To turn someone out of the house • • • Main Entry: ↑door * * * show someone the door informal phrase to tell someone to leave, especially in a rude or angry way When he asked for money, she showed him the door. Thesaurus: to force someone to… … Useful english dictionary
show someone the door — show (someone) the door to make it clear that someone must leave. I told her that I wasn t interested in her scheme and she showed me the door in no uncertain terms … New idioms dictionary
show someone the door — ► show someone the door dismiss or eject someone. Main Entry: ↑show … English terms dictionary
show someone the door, show someone to the door — show (someone) the door, show (someone) to the door see ↑door • • • Main Entry: ↑show … Useful english dictionary
show someone the door — informal to tell someone to leave, especially in a rude or angry way When he asked for money, she showed him the door … English dictionary
show someone the door — dismiss or eject someone. → shoveler … English new terms dictionary
show someone the door — idi to order someone to leave … From formal English to slang
show the door, show to the door — show (someone) the door, show (someone) to the door see ↑door • • • Main Entry: ↑show … Useful english dictionary
show somebody the door — verb a) To escort someone to the exit of the premises; to expel someone from a room, gathering, etc. [N]o man shall laugh at me now that Im down. Show him the door, Dig. b) To dismiss or reject; … Wiktionary
show one the door — phrasal to tell someone to get out; also fire 2b … New Collegiate Dictionary
show the door — show (someone) the door to make it clear that someone must leave. I told her that I wasn t interested in her scheme and she showed me the door in no uncertain terms … New idioms dictionary